De beste reistijd voor Mongolië zijn de maanden juli tot en met september. Mongolië kent een lange winter, waardoor er maar een kleine periode is waarin het land op een aangename manier te bezoeken is. In de zomer wordt Mongolië geteisterd door zandstormen in de Gobi-woestijn. Het regenseizoen van juli tot en met september is daarom het meest geschikt. Met de buien is goed te leven, in tegenstelling tot de kou en zandstormen.
Door de ligging ver van zee en de hoogte van het land, heeft Mongolië te maken met veel extremen in het weer. In de lange winter van oktober tot en met april is het vaak bar koud met temperaturen van -15 tot zelfs -30. Na een kort overgangsseizoen met flinke zandstormen, begint een korte maar warme zomer. In de zomer kan het in het zuiden wel 40 graden worden. Gemiddeld is het in de zomer in Mongolië ongeveer 15 graden.
Grote delen van Mongolië bestaan uit woestijnen, woestijnsteppes en bergen zonder al te veel begroeiing. In het zuiden ligt de Gobiwoestijn, die merendeels uit rotsen bestaat.
De meeste toeristen bezoeken Mongolië in de maanden juli tot en met september.
Het regenseizoen valt in juli en augustus. De buien blijven beperkt tot een enkele regenbui.
Bezoek UlaanBaatar, de hoofdstad van Mongolië. De meest interessante bezienswaardigheden zijn het Gandan Khiid uit 1838, het belangrijkste nog in gebruik zijnde Tibetaans Boeddhistische klooster van Mongolië en het Winterpaleis van Bogd Khan.
De meest bezochte gebieden van Mongolië zijn de provincies Tov, waar UlaanBaatar ligt, Arkhangai en Ovorkhangai. Deze provincies liggen allemaal in het midden van het land en zijn redelijk goed te bereiken vanuit UlaanBaatar. In het noorden ligt de provincie Khovsgol, die vanwege het beroemde Khovsgol Nuur meer steeds meer bezoekers krijgt.
Bekijk het landschap in de provincie Arkhangai, met woeste rivieren vol vis wisselen, vulkanen en meren. Het landschap in de meest noordelijke provincie bestaat uit idyllische meertjes en bossen, afgewisseld door steppegras.